Aanvalstechnieken van het Romeinse leger

Een van de Romeinse aanvalstechnieken was dat er met een grote formatie naar de vijand werd gelopen. Vijandelijke obstakels en legereenheden konden doormiddel van de overrompelingstechniek beter en vaak ook sneller worden overwonnen.

Daarnaast gooiden Romeinse soldaten met een speciale speer die gemaakt was van hout met een 60cm lange ijzeren staaf erop. Deze staaf boog als hij iets raakte zodat hij onbruikbaar werd om terug te gooien. Omdat de punt hard was en 3 kanten had was hij zeer moeilijk uit het lichaam te verwijderen.

Vlak na de punt boog gelijk de speer zodat er niets meer mee kon worden gedaan. Als de vijand hem wilde pakken moest hij zijn schild wegleggen en kon een 2de speer hem verwonden of dodelijk raken.

Omsingeling

Daarna vielen de Romeinen met hun zwaard aan. Ze probeerden het centrum van het leger van de vijand te vernietigen om zo verstrooidheid in het andere leger te veroorzaken. Wanneer het leger van de vijand was opgedeeld werden door de Romeinen aanvallen gecoördineerd vanuit meerdere flanken.

Deze aanvallen moesten de legers van de vijand isoleren en er voor zorgen dat de vijandelijke legers ingesloten zouden worden. De ingesloten legers werden omsingeld en vernietigd.

De Romeinse schildpadden-techniek

Er werd ook gebruik gemaakt van een speciale verdedigingstechniek die de Romeinen de schildpadden-tactiek noemden. De voorste linie ging op de grond zitten als ze werden aangevallen door een sterke vijandelijke macht en ze hielde hun schild stevig voor zich. Daarop reageerden de 2de en 3de linie die hun schilden boven hun hoofd hielden en er voor zorgden dat ook de flanken werden beschermd.

Binnen de kortste keren hadden de Romeinse soldaten een bescherming boven en voor hun omdat ze de schilden op het voorste schild zetten en de anderen allemaal het schild omhoog hielden zodat pijlen of stenen hun niet konden raken en verwonden.