Paul von Hindenburg

Paul von Hindenburg und von Beneckendorff

Paul von Hindenburg und von Beneckendorff
Paul von Hindenburg und von Beneckendorff
  • Functie: Generaal-veldmaarschalk
  • Oorlogen: Duitse oorlog: 1866/ Duits-Franse oorlog: 1870-1871, Eerste wereldoorlog: 1914-1918
  • Periode: 1847-1934

Inleiding

Paul von Hindenburg is voor veel mensen, die zich een hebben verdiept in de eerste wereld oorlog, een bekend persoon. Hindenburg was een opmerkelijke verschijning, niet alleen vanwege zijn imposante gestalte maar ook vanwege zijn interessante militaire loopbaan. In deze beknopte biografie kunt u lezen hoe zijn leven er uit zag, welke functies hij had bekleed en hoe zijn leven ten einde kwam.

Een geboren militair

Paul von Hindenburg und von Beneckendorff werd op 2 oktober 1847 geboren in het Pruisische stadje Posen. Zijn vader, Robert von Beneckendorff und von Hindenburg, was een adellijke Pruisische officier en tevens een grootgrondbezitter. Zijn moeder was Aartsdochter Luise (geb. Schwickart).

Niet alleen vanwege de locatie van zijn geboortegrond, Pruisen stond namelijk bekend als militaristisch, maar ook vanwege het beroep van zijn vader, kun je zeggen dat Paul von Hindenburg als militair werd geboren. In ieder geval was een militaire loopbaan vanuit deze situatie niet onwaarschijnlijk.

Van 1859 tot 1866 volgde Hindenburg de Cadettenschool in Wahlstatt, dat tegenwoordig Legnickie Pole heet en in Polen ligt. Toentertijd lag dit gebied in Duitsland en viel onder het gebied Liegnitz.

Op de Cadettenschool werden de cadetten ingewijd in de militaire cultuur. Ze leerden militair-wetenschappelijke zaken en technische vaardigheden die erg nuttig zouden zijn voor een officiersfunctie. Ook het leren van strategieën en oorlogsgeschiedenis maakten vaak deel uit van het vakkenpakket van een cadet. Door al deze zaken werd Paul von Hindenburg steeds meer voorbereid op het beroep van militair, dat zoals u later zult lezen, van groot belang was voor de rest van zijn leven.

Na zijn opleiding: oorlog

Na zijn opleiding aan de cadettenschool in Wahlstatt, viel Hindenburg meteen met zijn neus in de militaire boter. Met andere woorden, hij kon meteen zijn militaire vaardigheden toepassen. Dit kon hij doen als luitenant van het 3de Garde regiment te voet in de Duitse oorlog in 1866.

Deze oorlog werd ook wel de Pruisisch- Oostenrijkse oorlog genoemd en had als doel om doormiddel van verovering zoveel mogelijk Duitse deelstaten te laten samensmelten tot een groot Duits rijk. Hindenburg nam in deze oorlog, die ongeveer 1 jaar duurde, deel aan de bekende slag van Königgrätz.

Na deze oorlog volgde er in 1870, dus zo’n 4 jaar later, een volgende oorlog. Deze oorlog was de Duits- Franse oorlog. Tijdens deze oorlog, die duurde van 1870 tot 1871, nam Hindenburg deel aan de slag van Sedan. Als afgezant van zijn garderegiment woonde hij de keizer-proclamatie bij die in de Spiegelzaal van het Slot van Versaille werd gehouden.

Na de Duits- Franse oorlog

Na de Duits- Franse oorlog was er een periode waarin er door Duitsland geen oorlogen werden gevoerd. Hindenburg zijn militaire loopbaan stond echter niet stil, sterker nog, zijn militaire loopbaan ging in sprongen vooruit. Het begon met zijn bevordering in 1872 tot premier- luitenant waarmee hij naar de oorlogsacademie kon gaan.

Op 1 mei 1877 werd hij ondergebracht bij de grote generale staf van het Duitse leger. Hij kon hier ervaringen op doen van de hogere militairen. Na ongeveer een jaar te zijn ondergebracht bij de generale staf, werd von Hindenburg op 18 april 1878 bevorderd tot hoofdman. Er versterken drie jaren.

Het was 1881 toen von Hindenburg in dienst trad van de generale staf van de 1ste divisie Koningsberg. Deze stad was tot 1945 de hoofdstad van de Duitse provincie Oost- Pruisen. Een aantal jaren later, in 1885, werd von Hindenburg bevorderd tot majoor. In het jaar 1888 behoorde Hindenburg tot de officieren die bij het opgebaarde lichaam van de gestorven Duitse Keizer Wilhelm 1 een dodenwake hielden.

Na deze eervolle taak ging Hindenburg weer terug naar de 1ste Koningsberg divisie waar hij op 25 november 1890 weg ging om chef te worden van de 2de afdeling in het oorlogsministerie. Hier ontving hij op 14 februari 1891 zijn volgende bevordering en kwam hij op de op zes na hoogste officiersrang van het Duitse leger, namelijk die van luitenant- overste, in Duitsland Oberstleutnant genoemd.

Op 17 juni 1893 vertrok hij van het oorlogsministerie en werd hij commandeur van het 91ste Oldenburgische infanterie regiment. Op 17 maart 1894 werd Hindenburg bij dit regiment bevorderd tot overste en kwam hij dus weer een rang hoger. Hij bleef na deze bevordering nog twee jaar bij het Oldenburgische regiment dienen en op 14 augustus 1896 vertrok hij naar Koblenz om daar chef van de generale staf te worden van het 8ste legerkorps.

Inmiddels zat hij dus al in een totaal ander streek van Duitsland en ook hier deed hij militaire ervaring op. Op 22 maart 1897 werd hij bij dit legerkorps bevorderd tot generaal majoor. Op 9 juli 1900 volgde er een bevordering tot generaal-luitenant en werd hij tevens overgeplaatst naar een andere divisie namelijk de 28ste divisie Karlsruhe.

Onderscheiding van de zwarte adelaar

Op 22 juni 1905 werd Hindenburg bevorderd tot generaal der infanterie en commanderende generaal van het 4de legerkorps van Magdeburg. Deze stad ligt in het centrum van het huidige Duitsland. In het jaar 1911 werd Hindenburg 65 jaar en ging hij op 18 maart met pensioen nadat hij een hoge Duitse onderscheiding had onvangen.

Deze hoge onderscheiding was de onderscheiding van de zwarte adelaar. In Duitsland wordt deze onderscheiding “den Schwarzen Adlerordens” genoemd. Hiermee werd Hindenburg voor zijn militaire loopbaan beloond en geëerd.

De eerste wereld oorlog

Oorlogen houden zich niet aan pensioenen van soldaten en officieren. Toen er drie jaar na de ingang van zijn pensioen een oorlogsverklaring uitging van Oostenrijk- Hongarije naar Servië, leek de toestand in eerste instantie mee te vallen, maar toen Rusland en Frankrijk zich ook met het conflict begonnen te bemoeien leek de situatie verdacht veel op een wereldoorlog.

Duitsland had zich inmiddels aangesloten bij de aanvallende partij namelijk bij Oostenrijk- Hongarije. Door dit bondgenootschap had Duitsland er een hoop vijanden bij. Personen met militair inzicht waren noodzakelijk om de oorlog op een effectieve wijze te voeren. Daarom werden vele generaals en andere officieren uit hun pensioen terug geroepen om hun onmisbare bijdrage te leveren.

Ook Hindenburg werd teruggeroepen in militaire dienst. Dit gebeurde op 21 Augustus, drie weken na het begin van de eerste wereld oorlog. Hindenburg was toen 67 jaar en had eigenlijk helemaal geen zin om weer in dienst te treden. Toch werd er dusdanige druk op hem uitgeoefend dat hij wel moest deelnemen aan deze oorlog.

Het Duitse leger kon hem goed gebruiken omdat hij verscheidene leidinggevende functies had bekleed in het leger. De laatste functie die hij voor zijn pensioen had uitgeoefend was die van generaal van het 4de Magdeburger legerkorps. Nu werd hij aan het begin van de oorlog benoemd tot opperbevelhebber van het 8ste leger aan het oostfront.

Generaal von Ludendorff moest hem daarin als chef staf ondersteunen. Hun voornaamste tegenstanders tijdens deze oorlog waren de Russen. Op dit land behaalde dit tweetal één van de beroemdste overwinningen van de eerste wereld oorlog, namelijk de overwinning op de Tannenberg.

Slag bij de Tannenberg

Deze slag vond plaats bij de Tannenberg in Oost Pruisen van 17 augustus tot 2 september 1914. Op 22 augustus werd het bevel om deze veldslag te leveren, door de Duitse stafchef von Moltke aan Hindenburg en Ludendorff gegeven. Generaal Max Graf von Prittwitz und Gaffon, die daarvoor het bevel voerde over het Duitse 8ste leger werd door von Moltke ontslagen.

Von Prittwitz werd niet zonder reden ontslagen. Onder zijn bevel waren twee van zijn divisies bij de slag om Gumbinnen in 1914 op de vlucht geslagen. Ook de opmars van het tweede Russische leger, dat onder bevel stond van Alexander Samsonov, kon hij niet stuiten.

Door de snelle opmars van de Russische vijand besloot Prittwitz het 8ste leger terug te trekken achter de rivier de Weichsel, wat er in feite op neer kwam dat hij de defensie van Oost- Pruisen had opgegeven. Deze zaken zorgden er voor dat aan zijn capaciteiten als bevelhebber werden getwijfeld.

Nu moesten de adellijke Hindenburg en de niet adellijke Ludendorff, welke zijn vaardigheden had bewezen aan het Westfront, er gezamenlijk voor zorgen dat de Russische dreiging werd afgeslagen. Ze bevonden zich in een moeilijke positie. De Russen hadden namelijk twee legers in die regio: het Narevleger en het Njemenleger.

Deze 2 Russische legers beschikten in totaal over 18 infanteriedivisies, tien cavaleriedivisies en drie reserve divisies. Elk van deze 2 Russische legers had ongeveer 1300 stukken geschut bij zich. Ook de positie van Oost- Pruissen, de geboortegrond van Hindenburg, ten opzichte van hun vijand was niet erg gunstig. Ze lagen als een Pruisisch schiereiland midden in een Russische zee.

De golven van de twee Russische legers dreigden het Pruisische eiland te verdrinken. Vandaar ook dat het van belang was dat een omsingeling of tangbeweging van de Russische vijand werd voorkomen. De Pruisen, of beter gezegd het Duitse leger, had echter ook enkele voordelen. De Russische troepen waren nou niet echt het neusje van de militaire zalm. Ze waren slecht uitgerust en onvoldoende getraind.

Ook de communicatie tussen beide Russische legertroepen was na hun grote verliezen tijdens eerdere veldslagen erg slecht geworden. De Duitse legermacht kon, wanneer ze het goed aanpakte, er voor zorgen dat een van de Russische legers werd geïsoleerd van het andere Russische leger. Hierdoor was een omsingeling door het Duitse leger mogelijk.

Het Duitse leger trok zich op bevel van Hindenburg terug en liet het één van de Russische legers komen, namelijk het 2de Rusische leger, ook wel het Narevleger genoemd, dat onder leiding stond van de Russische generaal Alexander Samsonov. Het Russische leger vermoede dat hun tocht een overwinningstocht was. Zij gingen er namelijk vanuit dat de Duitse tegenstand was gebroken.

De terugtocht van het Duitse leger zagen zij als de bevestiging van hun vermoeden. Het Duitse leger hield echter halt bij de Tannenberg. Hier wachten ze de niets vermoedende Russische achtervolgers op. Langzamerhand omsingelden de Duitse troepen het 2de Russische leger, dat nu onraad begon te ruiken. De Russen van het 2de leger konden geen contact meer leggen met het veel noordelijker gelegen 1ste Russische leger en kozen ervoor om zich terug te trekken.

De Duitse troepen achtervolgden hen. Koste wat het kost moest door hen voorkomen worden dat het 2de Russische leger zich bij het 1ste Russische leger kon voegen. Wanneer dat namelijk gebeurde, hadden de Duitse troepen namelijk zo goed als verloren. De moraal van Duitse soldaten werd door de terugtocht van de Russen aanzienlijk verbeterd.

Voorzien van nieuwe krijgslust wisten ze de terugtrekkende Russen in te halen. Toen dat was gelukt raakte het Russische leger in de war en liet het gaten vallen in verdediging van de rechter flank van hun leger. De Duitse troepen zagen nu hun kans schoon en er volgde een verrassingsaanval die uitmondde in een grote veldslag waarbij de Russen zo’n 120.000 man verloren en waarbij velen waren gevangen genomen.

De Pruisen hadden de slag gewonnen en hadden vele Russische wapens, uitrustingstukken en andere voorraden weten buit te maken. Hindenburg had er samen met Ludendorff voor gezorgd dat de dreiging in het oosten aanzienlijk werd verkleind. Door de overwinning steeg het aanzien dat Hindenburg had niet alleen in de militaire wereld maar ook in de burgerwereld.

Hij kreeg bij velen de heroische naam: overwinnaar van de Tannenberg. Op 26 augustus 1914 werd Hindenburg bevorderd tot generaal-overste en dit was voor een groot deel te danken aan zijn overwinning. Onder de Duitse bevolking kwamen postkaarten en foto’s in de omloop met zijn portret er op. Ludendorff bleef in vergelijking met Hindenburg in de schaduw.

Nog groter was het contrast tussen Hindenburg en zijn tegenstander, Alexander Samsonow, die als gevolg van zijn nederlaag zelfmoord pleegde op 30 augustus 1914. Dit gebeurde in de bossen te zuidwesten van Willenberg nadat hij afscheid had genomen van zijn legertroepen.

De slag bij de Mazurische Meren

Voor Hindenburg was de oorlog in het oosten nog niet voorbij. Er was immers nog het 1ste Russische leger. Vlak voordat Hindenburg tegen dit leger ten strijde trok ontving hij op twee september 1914 de Pour le Mérite. Dit was de hoogst militaire onderscheiding in Duitsland ten tijde van de eerste wereld oorlog. Hij kon meteen bewijzen dat hij die onderscheiding waard was in de strijd tegen het 1ste Russische leger.

Dit leger het Njemenleger werd geleid door de Russische generaal Pawel von Rennenkampf. Hoewel deze generaal niet had deelgenomen aan de slag bij de Tannenberg, was het lot van zijn collega Samsonow, die het 2de leger leidde, hem niet ontgaan. Beide legers moesten elkaar immers bij staan om tot een zeer slagvaardige kracht te komen.

Toen het 2de Russische leger werd aangevallen was de communicatie tussen beide legers slecht, maar ze wisten wel ongeveer van elkaar waar ze zich bevonden. Toen door het Russische hoofdkwartier aan het 1ste Russische leger bevel werd gegeven om het 2de leger bij te staan, was het in principe al te laat. Daarom werd besloten het bevel in te trekken.

Het 1ste Russische leger was inmiddels al tot de Mazurische Meren opgetrokken en besloot daar halt te houden. Ze waren niet van plan om dezelfde fout als het eerste leger te maken en besloten zich daarom defensief op te stellen. Hindenburg gaf op 5 september het bevel om het 1ste Russische leger aan te vallen.

Ook nu werd er voor omsingeling als aanvalstechniek gekozen. Deze omsingelingsaanval was bijna volledig gelukt maar de Russen kregen in de gaten wat de Duitsers van plan waren en besloten zich zo snel mogelijk door de opening in de val terug te trekken. Deze terugtocht verliep echter niet vlekkeloos. De Russen verloren 25% van hun 1ste leger. Ook deze veldslag was dus een overwinning voor de Duitsers.

De dreiging uit het oosten was aanzienlijk minder geworden voor Duitsland en Hindenburg kon samen met Ludendorff tevreden zijn over de prestatie van hun manschappen en het effect van hun samenwerking. Bij het overwinnen in een slag horen natuurlijk ook enkele promoties.

Hindenburg werd op 1 november 1914 benoemd tot opperbevelhebber in het oosten. 27 November werd hij bevorderd tot generaal-veldmaarschalk. Wederom weer een bewijs dat oorlogen en veldslagen een grote invloed kunnen hebben op de militaire loopbanen, hoewel deze er maar al te vaak door beëindigd worden.

Na de slag bij de Tannenberg ontving Hindenburg, zoals u al eerder hebt gelezen, de Pour le Mérite. Op 23 februari 1915 ontving hij hierbij het eikenloof. Dit eikenloof werd boven de onderscheiding gedragen, waarmee de vaardigheden van de generaal nog eens extra werden benadrukt. Op 30 Juli 1916 werd Hindenburg in de functie geplaatst van Chef van de generale staf der veldheren.

OHL Oberste Heeresleitung

In augustus 1916 namen Hindenburg en Ludendorff de Oberste Heeresleitung over dat afgekort word met OHL. Dit was het hoogste bevel- orgaan van het leger in Duitsland ten tijde van de eerste wereld oorlog. Aan het begin van de eerste wereld oorlog werd deze militaire instantie geleid door Helmuth von Moltke.

Daarna werd het bevel overgenomen door Pruisische oorlogsminister Erich von Falkenhayn. Beiden moesten afreden vanwege het slechte verloop van enkele veldslagen waaronder de veldslag bij de Marne die onder von Molte zijn verantwoordelijkheid viel en de slag bij Verdun die onder de verantwoordelijkheid viel van Erich von Falkenhayn.

Nadat deze twee personen ongeschikt waren bevonden voor deze functie, werd besloten om twee populaire militaire personen aan te stellen om deze functie te vervullen. De keuze was gevallen op Hindenburg en Ludendorff. Hindenburg was de officiële verantwoordelijke voor de besluiten die in het OHL werden gemaakt en Ludendorff moest hem ondersteunen.

In de praktijk bleek maar al te vaak dat Ludendorff de bevelen of de mogelijkheden naar voren bracht. De macht van het OHL nam tijdens de oorlog steeds meer toe. Tussen 1917 en 1918, het laatste oorlogsjaar, was de macht van Duitsland vrijwel geheel in handen van deze militaire instantie. Het leek er daarom in die tijd sterk op dat Duitsland een militaire dictatuur had.

Het ging echter in dat laatste oorlogsjaar niet zo goed met het Duitse leger. Amerika had zich inmiddels bij de geallieerden aangesloten waardoor het Duitse leger nog grotere verliezen leed. Ook de invoering van de eerste tanks zorgde er voor dat de moraal van de Duitse soldaten een flinke dreun op liep. Vaak werden deze tanks, die niet eens zo heel effectief waren, als excuus gebruikt om terug te trekken of zelfs voor overgave.

De vechtlust van de Duitse troepen werd steeds minder. In oktober 1918 zette het OHL de nieuwe Duitse regering onder druk om een wapenstilstand te ondertekenen met de geallieerden. De Duitse legers zouden het namelijk aan het front niet langer uit houden. De legers waren uitgeput en hadden nauwelijks voorraden, een totale ineenstorting was nabij.

Om te voorkomen dat de geallieerden hun voeten zouden zetten op Duitse bodem werd besloten om het verdrag zelfs onvoorwaardelijk te ondertekenen. Enkele maanden na deze overgave vermelden Hindenburg en Ludendorff, die op en top militaristen waren, dat niet het falen van het Duitse leger de oorzaak was van de ondertekening van de wapenstilstand, maar het falen van het Duitse volk.

Het Duitse volk kwam namelijk gedurende oorlog steeds meer in opstand tegen de oorlog zelf. Het volk had geen respect meer voor de soldaten en de legerleiding. Het volk wilde voedsel en andere levensbehoeften. Deze belangrijke zaken werden in eerste instantie geleverd aan de soldaten die aan de fronten opereerden. Het volk had honger en was de oorlog beu, de Duitse soldaten waren afgemat en hadden nauwelijks krijgslust, de tegenstand nam toe en er waren geen reserves meer.

Er was door al deze oorzaken geen andere mogelijkheid dan de oorlog te staken van Duitse zijde. Hoe jammer Hindenburg en Ludendorff dit waarschijnlijk in hun hart ook vonden. Generaals en bevelhebbers zijn nou eenmaal van verschillende factoren afhankelijk om een oorlog goed te kunnen voeren. Wanneer deze factoren wegvallen is een bevelhebber gehandicapt en niet meer in staat om een grote oorlog te voeren.

Na de eerste wereldoorlog

Hindenburg was niet alleen een militarist, hij was ook een monarchist. Dit houdt in dat hij geen democraat was maar iemand die het liefst een vorst aan het bewind had. Na de eerste wereld oorlog had vrijwel de gehele Duitse bevolking een hekel aan de Duitse keizer Wilhelm 2. Ook internationaal werd de Duitse keizer gehaat. Deze Duitse keizer stond symbool voor de monarchie in Duitsland.

Zowel de Duitse bevolking als de rest van de wereld wilde liever dat Duitsland een democratie werd. Voor de veiligheid van de Duitse keizer was het van belang dat hij een asiel aanvroeg bij een neutraal land. Hindenburg gaf de Duitse keizer raad om het land zo snel mogelijk te vertrekken en de Duitse keizer vroeg asiel aan in Nederland.

Deze aanvraag werd ingewilligd maar niet van harte. Ook in Nederland was men afkerig tegen de Duitse keizer. Hindenburg had misschien gehoopt dat de Duitse keizer over een paar jaar weer over het Duitse volk zou regeren. Maar daar zag het nog niet naar uit. Duitsland moest onder druk van de rest van de wereld een democratie worden.

Na de eerste wereldoorlog werkte Hindenburg samen met de nieuwe regering om er voor te zorgen dat Duitsland weer een stabiel land werd. Nadat het verdrag van Versaille gesloten werd in juli 1919 trad Hindenburg terug.

Hindenburg was nog altijd van mening dat de Duitse legermacht niet had gefaald en dat de oorlog ten einde kwam door linkse pacifistische opstandelingen. Deze visie werd ook wel de ‘dolkstoot legende’ genoemd. Om de dolkstoot van het volk in de rug van de militaire regering te illustreren.

Hindenburg weer met pensioen

Zoals eerder vermeld trok Hindenburg zich terug nadat het verdrag van Versaille was ondertekend. Dit deed hij op 25 juni 1919. Hij trok naar Hannover in een huis aan de Seelhorststrasse om daar zijn laatste dagen door te brengen. Hij was inmiddels zo’n 72 jaar. Rust zou hij wel nodig hebben gehad na al die bewogen jaren.

Overste luitenant Wilhelm von Kügelgen werkte bij Hindenburg in huis als Adjudant. Toch zat Hindenburg ondanks zijn leeftijd niet stil. Hij ondernam vele reizen door Duitsland. Natuurlijk vertrok hij ook vaak naar Oost- Pruisen. Met deze streek had hij een bijzondere band. De bevolking zag hem daar nog steeds als grote held en Hindenburg kon daar nog van zijn oude roem en glorie genieten.

Rijkspresident

Ook deze keer kon Hindenburg niet lang van zijn welverdiende pensioen genieten. Er waren verkiezingen voor het rijkspresidentschap van Duitsland. Tijdens de eerste verkiezingen hiervan, die werden gehouden op 29 maart 1925, was er geen enkele kandidaat die een absolute meerderheid wist te behalen.

De rechtse partijen vonden het van belang om een zeer populair persoon naar voren te dragen. Dit zou bijdragen aan het opleven van nationalistische gevoelens. De meeste rechtse partijen waren vrij militaristisch en vonden het daarom geen probleem om een oud militair leider naar voren te dragen.

Hiervoor werd Hindenburg, die op dat moment bij geen enkele partij was aangesloten, benaderd. Dit bleek een groot succes te zijn voor de rechtse partijen want op 26 april 1925 werd Hindenburg bij de tweede stemgang gekozen door het Duitse volk.

Het Duitse volk was dus nog steeds gesteld op de militaristische leider, ook al was deze leider nu geen militair meer maar een rijkspresident en dus een burger. Hindenburg probeerde overigens ondanks zijn voorliefde voor een monarchie er voor te zorgen dat hij zijn ambt onpartijdig vervulde. De monarchie zou nooit meer in Duitsland terugkeren.

Hindenburg toegeeflijk aan de geallieerden

Hindenburg zijn rechtse nationalistische politieke vrienden keerden zich echter steeds meer van hem af. Dit had vooral te maken met de wijze waarop Hindenburg de geallieerden tegemoet kwam. De geallieerden eisten namelijk herstelbetalingen van Duitsland.

Duitsland had de oorlog mede begonnen en moest daar doormiddel van deze herstelbetalingen voor boeten. Hiervoor was in eerste instantie het Dawes- Plan opgesteld. Dit plan was genoemd naar de Amerikaanse financiële expert Charles Gates Dawes. Dit plan werd op 16 augustus 1924 in Londen ondertekend en ging op 1 september van dat jaar van kracht. Het plan eiste van Duitsland 1 miljard rijksmark aan herstelbetalingen in 1924.

Tot 1928 moest Duitsland in totaal 2,5 miljard terug betalen aan de geallieerden. Deze bedragen waren in die tijd en in die situatie astronomisch. Hoewel dit plan ongeveer een jaar voor de aanstelling van Hindenburg van kracht was gegaan, waren Hindenburg en de rest van de Duitse regering nog wel verantwoordelijk voor de uitvoering daarvan.

De inwilliging van de eisen van het Dawes- Plan was voor Duitsland vrijwel onmogelijk. De eisen waren veel te hoog. Het Duitse volk en de Duitse economie moesten zelf nog de klappen van de eerste wereldoorlog verwerken. Daardoor hadden ze nauwelijks geld over, laat staan miljarden.

Young-Plan

Toen eind 1928 bleek dat Duitsland niet aan de eisen kon voldoen werd besloten om een nieuw plan op te stellen. Dit plan werd het Young-Plan genoemd naar de Amerikaanse expert Owen Young. Het plan werd opgesteld op 12 maart 1930 en trad in werking op 17 mei 1930. De werking van het Young-plan was met terugwerkende kracht. Wat er op neer kwam dat het verdrag in feite al vanaf 1 september 1929 van kracht was gegaan. Hindenburg speelde ook een rol hierin want zijn handtekening stond onder dit nieuwe verdrag.

Het verdrag was echter nauwelijks gunstiger te noemen dan het Dawes- Plan. Duitsland moest nu 37 jaren lang ieder jaar 1,7 miljard goudmark betalen en daarna waren ze nog niet van hun plicht verlost. Daarna moesten ze nog 22 jaren lang 1,65 goudmark betalen.

Uiteindelijk zou Duitsland van de herstel-betalingsplicht zijn verlost in 1988. Totaal zou Duitsland dan 112 miljard goudmark hebben afgestaan aan de geallieerden voor herstelbetalingen. De rechtse partijen konden dit niet verkroppen en het feit dat Hindenburg onder zo’n verdrag zijn handtekening durfde te zetten zorgde voor veel kritiek.

Politieke wendingen

Hindenburg wilde er voor zorgen dat hij de steun van de rechtse partijen kon behouden. Daarom besloot hij een ingreep te doen in het kabinet. Het kabinet bestond in 1930 uit een grote coalitie van linkse partijen. Deze werden geleid door de kanselier Hermann Müller van de Socialistische Partij Duitsland (SPD). Deze kanselier werd met zijn coalitiepartijen door Hindenburg afgezet en Hindenburg besloot er een anti-marxistische en anti-parlementaire regering voor in de plaats te zetten.

Hij stelde op 28 maart 1930 Heinrich Brüning van de rechtse Zentrum-partij aan als kanselier. Deze nieuwe regering was een minderheidskabinet zonder parlement. Dit is in nauwelijks democratisch te noemen, maar dat paste op zich wel bij Hindenburg zijn politieke overtuiging. De Duitse kanselier was in deze positie geen verantwoording schuldig aan het parlement in de Rijksdag maar alleen aan de president van Duitsland en dat was Hindenburg.

Erg lang duurde deze nieuwe regeringssituatie overigens niet. Er waren procedures en wetten waaraan ook de president van Duitsland en het door hem ingestelde kabinet zich moesten houden. Een van deze wetsartikelen, artikel 48, regelde dat de Rijksdag op ieder moment de regering kon opheffen wanneer er zich een grote noodtoestand voor deed.

Toen dit gebeurde in juni 1930 werd deze regering dan ook spoedig beëindigd door Hindenburg. De wetgeving omtrent de noodtoestand werd dus gebruikt om een regering te beëindigen. Dit moest gebeuren met instemming van de Rijksdag. In deze Rijksdag dreigden overigens steeds meer extreme partijen te komen. De NSDAP en de communistische partij van Duitsland bezorgden de regerende partijen van Duitsland en ook president Hindenburg veel kopzorgen.

Vanwege deze toestand werd besloten om de regering van kanselier Brüning toch te tolereren. Hiermee stemde ook de SPD in. De regering bleef in die situatie afhankelijk van het parlement waarin ook de sociaal-democraten sterk vertegenwoordigd waren.

Hindenburg toch geliefd bij het Duitse volk

De Duitse bevolking vond dat Hindenburg langer in de positie van president mocht functioneren. Dit uitte zich in hun stemgedrag tijdens de presidentsverkiezingen van 10 april 1932. Hindenburg werd toen met een absolute meerderheid door de Duitse bevolking herkozen.

Hindenburg werd ook door de meeste politieke partijen gesteund om nog zeven jaren lang de president van Duitsland te blijven. Hij was inmiddels 85 dus zijn presidentschap zou ten einde komen wanneer hij 92 zou zijn. Dat hij zijn presidentschap zou kunnen afronden klinkt een beetje onwaarschijnlijk. Zijn presidentschap had nu echter een dubbele functie.

Veel Duitse partijen wilden voorkomen dat Hitler president zou worden en dat het leger aan hem trouw zou zweren. Daarom moest Hindenburg in deze positie zo oud mogelijk worden om de vrede in Duitsland te bewaren.

Hindenburg en Adolf Hitler

Helaas kon Hindenburg het dreigende onheil dat boven Duitsland hing moeilijk afwenden. Hitler stond te trappelen om meer macht te krijgen. In eerste instantie wilde de rechtse partijen dat Hindenburg Franz von Papen als Rijkskanselier zou benoemen. Dit verzoek werd op 30 mei 1930 ingewilligd door Hindenburg.

Op 17 december van dat jaar trok het kabinet zich weer terug en werd von Papen als Rijkskanselier afgezet. Er werd weer een nieuw kabinet opgericht op 2 december 1930. Aan het hoofd van dit kabinet werd Kurt von Schleicher gesteld. Ook nu was de regeringsperiode erg kort.

Op 19 november 1932 werd namelijk door enkele zeer belangrijke industriële leidinggevenden de wens uitgesproken om Hitler kanselier te maken. De industriemagnaten en de nationalisten zouden Hitler, die populair was bij het volk, wel weten te temmen. Franz von Papen sloot zich bij die mening aan en zodoende werd de druk op Hindenburg steeds groter om Hitler aan te nemen.

De binnenlandse onrust die er in Duitsland heerste speelde ook een belangrijke rol bij Hindenburg’s besluitvorming. Er waren in Duitsland toentertijd veel rellen tussen linkse en rechtse groeperingen die allebei de macht in Duitsland wilden hebben. Wanneer één van beide partijen een beetje tegemoet gekomen zou worden zou de kans, volgens sommigen, groot zijn dat de scherpe kantjes er wat van af zouden gaan. In de communisten zagen veel hooggeplaatste Duitsers geen heil.

Hindenburg besloot daarom de nationaal-socialisten tegemoet te komen en besloot Hitler aan te stellen als Rijkskanselier. De officiële aanstelling was op 30 januari 1933. Langzamerhand werd echter duidelijk dat Hitler en zijn partij heel moeilijk in toom te houden waren.

Rijksdagbrand – Van der Lubbe

Hitler wilde de democratie voor goed afschaffen en zocht naar een middel om dat zo handig mogelijk aan te pakken. Dit middel kwam gek genoeg doormiddel van een daad van een Nederlander. Een Nederlandse communist, genaamd van der Lubbe. Hij stak de Rijksdag in brand waardoor het kabinet er niet meer kon samenkomen. De NSDAP zag zijn kans nu schoon en stelde een speciale verordening op.

Deze verordening ook wel de Rijksdagbrand-verordening genoemd was een noodverordening die de regering een dictatoriale positie zou brengen. De verordening zou er voor zorgen dat de regerende partij in een hoog tempo besluiten kon doorvoeren om Duitsland stabiel te houden.

De verordening zou echter ook gehanteerd kunnen worden om besluiten door te voeren waarmee het Duitse volk het niet eens zou zijn. Hindenburg tekende deze noodverordening onder druk van zijn adviseurs en gaf daarmee de NSDAP en Hitler vrij spel over Duitsland. Wij eten allemaal waartoe dat uiteindelijk heeft geleid.

Het sterven van Hindenburg

Hindenburg werd hoe langer hoe zwakker tijdens zijn presidentschap. Dit is niet verwonderlijk want zijn leeftijd was reeds ver in de tachtig. Het aftakelingsproces was niet tegen te houden. Ook al had deze man een zeer sterke geest en een sterke weerstand gehad in zijn leven.

Op de vooravond van zijn sterven kon hij zijn gedachten niet meer helder krijgen en zag hij Hitler, die bij hem op bezoek was, aan voor de Duitse Keizer. Hij sprak Hitler toen aan met majesteit. Op 2 augustus 1934 stierf Hindenburg in Neudeck. Een roerig militair leven kwam zo ten einde. Hindenburg werd bijgezet in het monument van de Tannenberg waar hij zijn beroemdste veldslag had geleverd.

De Duitse soldaten moesten na de dood van Hindenburg trouw zweren aan Hitler. Hierdoor beklede Hitler de hoogste militaire en burgerlijke macht in Duitsland. De verschrikkingen die dat later met zich mee bracht heeft Hindenburg niet mogen mee maken en dat was misschien maar goed ook.

Zijn gedenkteken werd door de woedende Russische communisten tegen het einde van de tweede wereldoorlog verwoest. Het Tannenbergmonument was er niet meer en Hindenburg vond zijn laatste rustplaats in Marburg/Lahn in de Elisabethkiriche. Dit gebeurde in 1945. Na 4 oorlogen, waarvan twee wereldoorlogen, werd zijn lichaam eindelijk met rust gelaten.