Deze zilveren onderscheiding werd in 1807 ingesteld door Tsaar Alexander I. De medaille werd uitgereikt aan de lagere rangen van de landmacht en Marine voor oprechte moed en zonder angst strijden in oorlogstijd. De medaille was van goud of zilver en kende een zwart-oranje gestreept lint.
Het dragen van de onderscheiding
De medaille is altijd de 1e medaille die men draagt en men mag hem niet dragen op welk uniform dan ook met uitzondering van een gewone jas waar dan wel een lint op moest.
De medaille is 3 maal van uiterlijk veranderd. Meerdere medailles konden worden ontvangen indien er meerdere keren een moedige daad was verricht. Wanneer er dan bijvoorbeeld 2 maal de onderscheiding in dezelfde klasse werd uitgereikt kreeg de militair een hogere klasse.
Bijbehorend militair pensioen
De medaille voorzag de ontvanger voor zijn leven lang van een pensioen en het salaris ging per daad 1/3 omhoog tot een maximum van de helft extra salaris.
De medaille kon niet postuum worden uitgereikt, en ging na de dood van de ontvanger terug naar de staat om omgesmolten of opnieuw uitgereikt te worden. De weduwe kreeg dan wel 1 jaar lang het salaris van de gestorven militair.
Bijzondere bepalingen
De medaille was eerst bedoeld voor Christenen maar later uit onvrede van de soldaten konden ook niet-christenen de onderscheiding ontvangen. Alleen het laatste model (1913-1917) kon postuum worden uitgereikt en ging na de dood naar de erfgenamen.
Materialen voor de onderscheiding
De gouden medailles waren vroeger van 99% goud. Door economische achteruitgang rond de 1e Wereldoorlog was dit nog maar 50%. Tijdens de 1e Wereldoorlog ging het zelfs zo slecht dat de medaille uit minder waardevolle metalen werd geslagen. De overheid deed een beroep op de bevolking om de staat financieel te steunen. Hierop leverde een hoop soldaten hun onderscheiding van duur materiaal in.
Toen de Communisten de macht grepen verviel de decoratie en deze is nooit meer opnieuw ingesteld.
De afbeelding toont een St. Georg kruis van de 4e klasse