Okinawa

Einde van een keizerrijk

Het eiland Okinawa was het een na laatste doel voor de invasie van Japan zelf. De keizerlijke Japanse Marine ondernam een wanhoopspoging om Okinawa te behouden.

In de vroege uren van 1 april 1945 begon de US 10th Army, aangevoerd door luitenant-generaal Simon Bolivar Buckner, aan de landingen op het eiland Okinawa. Okinawa was het belangrijkste eiland van de Ryukyu groep, 106 km lang en tussen de 4,8 en 16,1 km breed. Het was de grootste amfibieaanval tot dan toe in het Stille Zuidzeegebied.

Er waren bijna 550.000 manschappen, waaronder 180.000 gevechtstroepen, bij betrokken. Halverwege maart werden er vanaf vliegdekschepen aanvallen ondernomen op Japanse vliegvelden op Kyushu, waarbij veel van de faciliteiten en ongeveer 500 vliegtuigen vernietigd werden.

Vanuit die hoek hoefde bij de landingen dus niet veel meer gevreesd te worden. De eerste dagen stuitten de Amerikaanse troepen op weinig verzet. De locatie van het Japanse garnizoen bleef een mysterie tot 5 april, toen duidelijk werd dat de zuidelijke helft van Okinawa nauwgezet versterkt was.

Verschanst in een formidabel netwerk van bunkers en stellingen bevonden zich ongeveer 85.000 Japanse troepen, die aangevoerd werden door luitenant-generaal Mitsuru Ushijima. Een deel van de manschappen bestond uit vers aangevoerde dienstplichtigen, maar de ruggengraat van de verdediging werd gevormd door de ervaren 62th Divisie, die vanuit China op Okinawa ingezet werd.

Speciale aanvalsmacht

De infanteriestrijd om Okinawa was amper begonnen toen de Keizerlijke Japanse Marine zijn laatste grote operatie van de oorlog in de strijd gooide; een grootschalige kamikazemissie waarbij het imposante slagschip Yamoto betrokken was.

De Yamoto heette een “speciale zeeaanvalsmacht” te zijn, samen met een kruiser en verschillende destroyers. Ze gingen op een enkele reis naar Okinawa om daar zoveel mogelijk schade aan te brengen alvorens hun onvermijdelijke vernietiging tegemoet te moeten zien. De Yamoto was het grootste en krachtigste slagschip aller tijden, met een waterverplaatsing van bijna 70.000 ton bij volledige belading.

Aan boord bevonden zich 2500 bemanningsleden en het schip was uitgerust met negen 460-mm kanonnen met een bereik van ruim 41 km en meer dan 150 AA-geweren. Onder de vlag van vice-admiraal Ito vertrok de Yamoto op 6 april, vergezeld door de lichte kruiser Yahagi en acht destroyers.

Amerikaanse onderzeeërs spotten de vloot toen deze langs Kyushu voer alvorens de Oost-Chinese zee op te gaan. Verkenningsvliegtuigen zagen de schepen opnieuw op de ochtend van 7 april en er werden 380 vliegtuigen van Task Force 58 verzameld. Laaghangende wolken en regenvlagen bezorgden de vliegtuigen enige hinder, maar de Yamoto had geen enkele dekking van gevechtsvliegtuigen en dus konden de bommenwerpers ononderbroken hun taak uitvoeren.

Het slagschip begroette haar bedrieglijk kleine aanvallers met de nodige luchtafweer en vocht voor haar leven. De Amerikaanse vliegtuigen zwermden rondom het enorme schip en troffen keer op keer doel, maar het leek of de Yamoto ongedeerd bleef.

Na enige tijd werd de Yamoto wel langzamer en het luchtafweer dat op de bommenwerpers werd afgeschoten nam af. Ondertussen waren vier van de acht destroyers gezonken en de Yahagi ging om 14:00 uur ten onder. Een half uur later moest ook de Yamoto haar wanhopige pogingen opgeven en zonk. De magazijnen explodeerden en een grote rookpluim van ruim 300 km net voor Okinawa markeerde het graf van het ooit zo trotse oorlogsschip en het grootste gedeelte van haar bemanning.

Deze heroïsche mislukking van oppervlakte-interventie werd gevolgd door een hevige reeks kamikazeluchtaanvallen op de Amerikaanse oorlogsschepen voor de kust, terwijl de troepen van Ushijima onverdroten verder vochten voor iedere meter op hun eiland. Op 19 april ondernam Buckner een poging tot een geconcentreerde aanval om een gat te slaan in de Japanse verdediging. Zijn plan mislukte echter en hij verloor hierbij bijna 1000 man.

De rest van de maand april en begin mei vocht de 10th Army tegen de “Shuri-linie” in een meedogenloze routine van massale bombardementen die gevolgd werden door wanhopige aanvallen op bunkers die listig verscholen waren en fanatiek verdedigd werden.

Hoewel de Amerikanen wisten dat het dodental onder de Japanners veel harder opliep dan dat van hun, steeg ook het aantal slachtoffers aan de Amerikaanse zijde alarmerend hard. Eind mei leek er eindelijk een doorbraak te worden bereikt, maar doordat het plotseling vreselijk begon te stortregenen, moesten de operaties ruim een week worden opgeschort.

Ushijima profiteerde van het slechte weer; hij haalde zijn overgebleven eenheden terug en begon zich naar het zuiden terug te trekken. Een Amerikaanse poging om door de Japanse achterhoede te breken werd teruggeslagen. De Japanners bezetten nieuwe posities op Okinawa’s zuidelijke punt en bereidden zich voor op de laatste ronde.

Rituele zelfmoord

De 10th Army rukte verder op voor de laatste fase van de gevechten en moest zich toe gaan leggen op het breken van de Japanse posities. Uiteindelijk werd op 17 juni het Japanse garnizoen verdeeld in drie omsingelde gebieden die niet langer een coherente verdediging konden voeren en enkele van de jonge dienstplichtige begonnen zich over te geven. Buckner zond een boodschap aan Ushijima waarin hij hem aanspoorde de gevechten te staken om de levens van zijn overgebleven mannen te redden, omdat het einde onvermijdelijk was.

Ironisch genoeg kwam Buckner zelf de volgende dag om het leven toen Japanse granaatsplinters hem troffen terwijl hij de 8th Marines inspecteerde. Ushijima overleefde hem een week. Hij pleegde ritueel zelfmoord met zijn chef defensiestaf nadat hij een laatste verslag aan Tokio had uitgebracht.

“Onze strategie, tactieken en uitrusting zijn tot het uiterste ingezet en we hebben dapper gevochten, maar het woog niet op tegen het materiële overwicht van de vijand.” Zijn analyse was correct: Japan was ten dode opgeschreven.