De Inval in België

Luxemburg was het eerste land dat de Duitsers op hun marsroute tegenkwamen. Het moest volgens de Duitse plannen onmiddellijk worden bezet. Dit gebeurde in de vroege ochtend van 2 augustus. Duitsland beheerde en controleerde een belangrijk deel van de Luxemburgse spoorwegen, die het Duitse leger voor een snelle opmars nodig had.

Berlijn stelde Luxemburg in kennis van het feit dat volgens betrouwbare bron ‘Franse strijdkrachten naar Luxemburg in opmars waren en dat men als gevolg hiervan gedwongen was ter beveiliging van de spoorlijnen het groothertogdom binnen te trekken’. Het bleef bij een Luxemburgs protest. De invallende Duitse troepen bezetten allereerst de stations en postkantoren. Daarna zorgden de troepen voor beveiliging van bruggen en spoorlijnen. Vervolgens bezetten ze het hele land.

De Duitse commandant verklaarde het volgende;
Nadat Frankrijk, geen acht sloeg op de Luxemburgse neutraliteit, en op 3 augustus de vijandelijkheden tegen Duitsland vanaf Luxemburgse bodem heeft geopend, heeft Zijne Majesteit bevel gegeven dat ook Duitse troepen in Luxemburg opmarcheren‘.

Dit was niet waar, de Franse regering had juist strikte orders gegeven om op een afstand van 10 kilometer van de grens te blijven.

België aangevallen na Luxemburg

Na Luxemburg was België aan de beurt. De ruimte, wegen en spoorwegen die het Duitse leger nodig had lagen allemaal in de Belgische laagvlakte. Om die te bereiken moest de Duitse rechtervleugel zo noordelijk mogelijk de Maas oversteken, en dit moest snel gebeuren.

Hier stond de Duitse legerleiding voor een probleem. De toegangspoort tot de Belgische laagvlakte was Luik. De stad was niet alleen een belangrijk verkeersknooppunt maar ook een sterke vesting. De kanonnen konden alle toegangswegen bestrijken. Zolang de stad niet bezet was kon een massale opmars van de rechtervleugel niet doorgaan.

Skoda 305 mm Howitzer
Skoda 305 mm Howitzer

De Duitsers lieten het zware geschut (Skoda 305mm) aanvoeren en ze spoorden de Duitse wapen/staalfabrikant Krupp aan om het 420mm geschut (Dikke Bertha) op tijd klaar te hebben.

Op diplomatiek vlak werd de druk op België verhoogd. Op zondag 2 augustus overhandigde de Duitse gezant in Brussel een nota waarin werd gesteld dat Duitsland het ten zeerste zou betreuren wanneer het betreden van Belgisch grondgebied door Duitse troepen zou worden aangezien als een vijandelijke daad tegen België zelf.

Dit betreden zou slechts een gevolg zijn van het voorkomen van een Franse opmars door België naar Duitsland. De gezant verwachtte binnen 12 uur een duidelijk antwoord van de Belgische regering. In de vroege ochtend van 3 augustus werd aan de Duitse gezant medegedeeld dat; ‘de Belgische regering vast besloten was zich met alle haar ten dienste staande middelen tegen iedere aanval op haar rechten te weer te zullen stellen‘. De Duitsers gingen over tot onmiddellijke (militaire) actie.

De aanval

Dezelfde middag van 3 augustus gaf de Duitse bevelhebber von Moltke het bevel tot de aanval. Het bevel behelsde een opmars ten zuiden van de Nederlandse grens langs alle wegen in de richting van Luik en het bezetten van de Maasovergangen bij Visé. Vervolgens ontketende zich in de nachtelijke uren een offensief tegen Luik zelf en haar vestingwerken.

De aanvalsformatie onder bevel van Otto von Emmich bestond uit circa 25.000 man infanterie, 8.000 cavaleristen en 124 stukken (zwaar)geschut. Dit was verdeeld over 6 infanteriebrigades, 3 cavaleriedivisies, 6 compagnieën genie(pioniers) en artillerie. De ontwerper van het aanvalsplan op Luik, Erich Ludendorff trad op als verbindingsman tussen de aanvalsmacht en het Duitse hoofdkwartier.

Op 4 augustus, even over 8 uur in de ochtend, kwamen de eerste Duitse soldaten ten zuiden van Vaals de grens over. Duitse eenheden marcheerden ook over de weg van het Belgische Moelingen naar het westen. Deze weg lag tussen de grenspalen 42 en 44 en was gemeenschappelijk gebied van België en Nederland. Op deze weg betraden Duitse troepen ook het Nederlandse grondgebied.

Belgische forten

In de middag vonden bij Visé de eerste gevechten op redelijke schaal plaats. Hier staken de Duitse troepen ook de Maas over. In het zuiden stonden de troepen al voor de Luikse forten, dit ondanks verwoede pogingen van het Belgische leger om middels springladingen wegen en bruggen op te blazen en zo een snelle opmars probeerden te verhinderen.

De Belgische forten, Position Fortifiée de Liege, lagen in een gordel. Twaalf hiervan waren ontworpen door ingenieur Brialmont aan het einde van de 19e eeuw. Ze waren gebouwd ter bescherming van een, door de Duitsers verwachtte, Franse opmars. De forten; Liers, Pontisse, Lantin, Loncin, Barchon, Évegnée, Fléron, La Chartreuse, Chaudfontaine, Embourg, Boncelles, Flémalle, Citadel en Hollogne lagen gemiddeld zo’n 7 kilometer van het centrum af en ongeveer 4 kilometer van elkaar.

Alle forten waren waren kolossen van beton en staal. Ze waren grotendeels ondergronds en bovengronds hadden ze geschutskoepels. In de fortengordel waren ook de oude forten Citadel en La Chartreuse opgenomen maar deze waren echter van mindere betekenis.

In de hele gordel bevonden zich circa 3.000 Belgische soldaten onder bevel van Georges Leman. Om de tussenliggende ruimte te kunnen verdedigen kreeg Leman de beschikking over de 3e Legerdivisie en de 15e gemengde brigade uit Namen, vier infanterieregimenten, 500 burgerwachten en de bemanning van de vestingen. In totaal ongeveer 32.000 manschappen.

De vestingen hadden in totaal 250 stukken modern geschut, 100 sterk verouderde stukken geschut en circa 30 machinegeweren. De tussenruimten tussen de forten waren versterkt met loopgraven en schansen. Het was de Belgen duidelijk waar het zwaartepunt van de Duitse aanval zou zijn; namelijk een snelle opmars om in de ruimte tussen de forten te penetreren.

Deze aanval moest bij voorkeur in de nacht plaats vinden om zo zich aan de waarnemers te kunnen onttrekken. De aanval zou bovendien snel moeten plaats vinden om de Belgen geen gelegenheid te bieden om in de ruimte verdedigingswerken op te richten.

Aanval op de forten

Op 5 augustus was het dan zover. De Duitse aanval op de meest oostelijk gelegen forten met infanterie en geschut. De aanval werd een mislukking. De infanterie leed zware verliezen en de granaten van de artillerie kwamen niet door het gewapend beton heen. Daarom werd er een offensief gelanceerd op Luik zelf.

Vanuit het noorden, oosten en zuiden drongen Duitse troepen de ruimten tussen de forten binnen. De aanval in het centrum werd een groot succes. Tegen middernacht verzamelden zich de Duitse troepen van de 14e brigade onder bevel van von Wussow, bij Micheroux, deze brigade moest tussen de forten Fléron en Evegnee heen breken.

Om 01.00 uur in de ochtend van 7 augustus begon de opmars. De kanonnen van het fort Fléron zwegen. Dit was een wonder van God zou Ludendorff later schrijven. De brigade stuitte echter wel op eenheden van de Belgische 3e divisie. Met name in de dorpen ten oosten van Luik en in de heuvels werd zwaar gevochten.

Ondanks deze gevechten rukte de 14e brigade op. De brigadecommandant von Wussow kwam om. Bij Retinne nam Ludendorff het bevel over en na hevige straatgevechten in Queue du Bois bereikte men in de middag de heuvels ten oosten van Chartreuse. Men trof er lege dorpen aan. De bevolking was massaal gevlucht. Van de resultaten van de andere Duitse eenheden was tot aan 7 augustus niets bekend. Men besloot om alleen met de 14e brigade de stad binnen te trekken.

In de vroege ochtend werd La Chatreuse bezet en via twee bruggen die niet vernietigd waren trok men Luik binnen. De honderden verdedigers gaven zich over. Even later kwamen ook de andere Duitse eenheden de stad binnen. In de stad werden verschillende burgers zonder pardon doodgeschoten op verdenking van terreur tegen Duitse soldaten. Tegenstand was er niet meer. De Belgische vesting bevelhebber Leman trok zich terug om zich bij het veldleger bij Leuven te voegen. Luik was gevallen, de forten echter niet.

Hier bracht het zware Duitse geschut verandering in. Fort Évegnée viel op 11 augustus, gevolgd door Chaufontaine, Embourg en Pontisse op 13 augustus. Op 14 augustus Boncelles en de laatste op de linker Maasoever, Fléron, op 15 augustus. Leman bevond zich in fort Loncin.

Groot kanon – 800 kg granaat

Om dit fort in te nemen trokken 36 paarden een 420mm kanon dwars door Luik om het in stelling te brengen tegen fort Loncin. In de namiddag van 15 augustus werd het fort Loncin getroffen door een Duitse 420mm granaat van 800 kg die midden in de munitieopslag met o.a. 12000 kg kruit ontplofte. Het fort werd van binnenuit opgeblazen.

Dit kostte de meeste verdedigers het leven. Commandant Georges Leman werd bewusteloos overgedragen aan von Emmich. Leman verzocht de Duitse bevelhebber om in zijn rapport te vermelden dat hij zich niet had overgegeven maar dat in in bewusteloze toestand was gevangengenomen. Von Emmich voldeed aan dit verzoek. De vestingen en de stad Luik waren in Duitse handen.