Soms kunnen de ontwikkelingen in het ene land positief werken voor de ontwikkelingen in een ander land. Toen in 1590 godsdienstconflicten uitbraken in de stad Parijs was daar versterking nodig voor de Spanjaarden.
De in Nederland gehate hertog van Parma werd door Filips II naar Parijs gestuurd om daar de andere Spaanse troepen te ondersteunen. De Spanjaarden waren namelijk bang dat de Franse protestanten de stad in handen zouden krijgen.
Op 19 september 1590 trok de hertog van Parma Parijs met zijn leger binnen. In Nederland waren op dat moment minder Spaanse troepen aanwezig. Hierdoor keerden de kansen in de strijd. Prins Maurits was ondertussen ook stadhouder van Utrecht, Gelderland en Overijssel geworden en zijn neef Willem Lodewijk was stadhouder van Friesland geworden.
De twee stadhouders werkten samen en slaagden erin om een goed leger te creëren. Met dit leger voerden ze veldslagen tegen de Spanjaarden die nu veel minder sterk waren dan voor 1590. Militaire successen lagen voor de Republiek binnen handbereik.