De Duitse opmars tijdens de Eerste Wereldoorlog in Vlaanderen in het najaar van 1914 liep vast rond Ieper en Wijtschate – Mesen. De heuvels van Heuvelland (streek in West-Vlaanderen) vormden de laatste natuurlijke hindernis naar de zee.
De geallieerden wilden de Duitsers hier tegenhouden en terug drijven. Als de Duitsers de geallieerde linies zouden doorbreken en de havens van Duinkerken en Calais zouden veroveren zou de slagkracht van de geallieerden verminderen.
De deelname van de Amerikanen aan de oorlog en de Russische revolutie deden in 1917 andere plannen ontstaan. De Duitsers wilden in het voorjaar van 1918 alsnog proberen om de kust te bereiken om de havens in handen te krijgen. Hiertoe was een slag gepland via de West-Vlaamse heuvels.
Ze braken op 16 april 1918 door de frontlijn bij Wijtschate – Mesen en stootten in korte tijd door tot aan de voet van de Kemmelberg. De gehele nacht vuurden ze gasgranaten af op de geallieerden. De Fransen verdedigden hun stellingen met vliegtuigbombardementen.
Om 6:00 uur bestormden Duitse Alpenjagers de Kemmelberg en de Fransen moesten zich terugtrekken op de Rodeberg en de Scherpenberg. Deze zogenoemde Slag om de Kemmelberg, die overigens niet tot de gehoopte doorbraak naar de kust leidde, eiste meer dan 5.000 levens.
Er bevindt zich op de Kemmelberg een Frans ossuarium met de stoffelijke resten van 5.294 gesneuvelden (uitsluitend Franse officieren, onderofficieren en soldaten).
170 meter hoger staat een monument opgedragen aan de 32ste Franse divisie; het Monument Aux Soldats Français (in de volksmond “Den Engel”).
Aan de Vierstraat staat het “American Monument”. Dit kleine monument herdenkt de militairen van de Amerikaanse 27ste en 30ste divisie die tijdens de eerste wereldoorlog sneuvelden rond Kemmel en de Kemmelberg.